ONTWIKKELING VAN EEN CENTRAAL REGISTER SOLVABILITEIT

U zal het reeds gemerkt hebben, minister van Justitie Koen Geens is het juridische landschap aan het hervormen (of doet toch een verwoede poging). Eén van de nieuwigheden in het verschiet betreft het faillissement.

Los van het feit dat het faillissement an sich aan een herwerking zal onderworpen worden − waarbij bvb. een ‘stil faillissement’ in het leven wordt geroepen, en er sprake is van een ‘precurator’ die discreet te werk kan gaan – ontdekt men ook steeds meer en meer de wondere wereld van de technologie.

Tussen curatoren, de Rechtbank van Koophandel, het Parket, de griffiers en de rechter-commissarissen kan er reeds enige tijd via een digitaal platform gehandeld worden. Dit verkleint de papierberg, spaart zeer veel verplaatsingen uit, en versnelt de communicatie tussen de verschillende actoren.

Tot op heden is de schuldeiser evenwel steeds uitgesloten geweest van dit platform.

Het nieuwe Centraal Register Solvabiliteit poogt daar verandering in te brengen. Dit platform vervangt het papieren faillissementsdossier door een elektronische versie. Hoewel de wet vooralsnog louter voorziet in een bron van akten en gegevens omtrent een faillissement, lijkt het erop dat een dergelijk platform snel uitgebreid kan worden naar een handige tool voor de verschillende gebruikers.

Het is enigszins onduidelijk in hoeverre de huidige aanbieders van dergelijke (reeds tussen rechtbanken en curatoren bestaande) platformen zich zullen verhouden tot het Centraal Register Solvabiliteit, doch het valt te vermoeden dat er minstens enkele bruggen zullen worden gelegd.

Van belang voor de schuldeisers is dat ook zij toegang zullen krijgen tot het platform. Zij zullen het verloop van het faillissement kunnen volgen (wat vermoedelijk met zich meebrengt dat zij bvb. de opeenvolgende Proces-Verbalen van nazicht van schuldvorderingen zullen kunnen inkijken), én zij zullen hun aangifte van schuldvordering digitaal kunnen indienen (zoals bvb. in Nederland ook het geval is).

Het spreekt voor zich dat dit de zaken normaal gezien zal vereenvoudigen, en een aardige tijdswinst zal opleveren.

Let wel, een dergelijk platform heeft uiteraard een prijskaartje, en iemand zal de rekening moeten betalen. Daarom wordt voorzien in een retributiesysteem, waarbij het bedrag van de retributie zal variëren naargelang de hoedanigheid van de partij die toegang wenst, de wijze waarop documenten worden neergelegd, en de omvang van het actief van het faillissement.

De schuldeiser zal dus een bepaald bedrag moeten betalen om zijn schuldvordering te kunnen indienen, alsook om het faillissement op te volgen. Ook de curator zal een ‘fee’ moeten betalen om het faillissement te beheren via een dergelijk platform (wat evenwel niet verschilt van de huidige situatie).

Wanneer dit platform actief zal zijn, is evenwel nog enigszins koffiedik kijken. De wet voorziet dat een koninklijk besluit de verdere details (vorm van het register, de toegang, de werking, de retributie,…) zal regelen, dus we zijn alvast in blijde verwachting…