ALGEMENE VOORWAARDEN OP DE KEERZIJDE - DIE KENT U TOCH OOK?

In een recente uitspraak van het hof van beroep van Brussel heeft het eerste vonnis van de ondernemingsrechtbank van Brussel d.d. 19 januari 2018 bevestigd waarin werd gestipuleerd dat de algemene voorwaarden voor wegvervoer zoals die figureren op de keerzijde van de CMR-vrachtbrief aan partijen tegenstelbaar zijn en het CMR-verdrag aanvullen.

 

Deze voorwaarden werden in 2017 door Melis advocaten in nauwe samenwerking met de juristen van de drie transportfederaties en in overleg met vertegenwoordigers van de (transport)verzekeringswereld herschreven en voorzagen onder meer voor wat betreft de belading en de stuwing van de goederen in de volgende clausule:

 

Behoudens schriftelijke vermelding in andere zin, komen partijen uitdrukkelijk overeen dat de belading en lossing gebeurt door de afzender, resp. de geadresseerde. In de mate dat de chauffeur door de afzender of de geadresseerde verzocht wordt om deze daden te stellen, gebeurt dit onder uitdrukkelijk toezicht, controle en verantwoordelijkheid van de afzender, resp. de geadresseerde. De vervoerder draagt geen enkele aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door, en/of tijdens belading en lossing.”

 

Het hof van beroep van Brussel stelt dienaangaande vast dat er in het landvervoer geen algemene regel bestaat die de vervoerder opdraagt om de goederen in en uit het voertuig te laden en dat het CMR-verdrag geen regeling aangaande de verplichting tot het laden van de goederen bevat zodat dit in casu werd overgelaten aan het toepasselijke nationale recht.

 

Het hof wijst er hierbij trouwens op dat vermits artikel 17, lid 4, c CMR de wegvervoerder vrijstelt van aansprakelijkheid voor schade die ontstaat ingevolge, onder andere, de lading van de goederen, door de afzender of personen die voor rekening van de afzender handelen, het vast staat dat deze taken niet van rechtswege tot de verantwoordelijkheid van de wegvervoerder behoren.

 

Nu er volgens het Belgische recht contractsvrijheid is om te bepalen wie nu al dan niet instaat voor deze handelingen is het perfect mogelijk dat partijen hieromtrent een overeenkomst sluiten.

 

Het hof oordeelde terecht dat  bedingen op de achterzijde van de CMR-vrachtbrief partijen binden en dat enkel wanneer er geen afspraken werden gemaakt tussen de partijen, door de rechter moet worden nagegaan wie effectief de belading (onvakkundig) heeft uitgevoerd.

 

Onder verwijzing naar hoger vermeld artikel uit de algemene voorwaarden voor wegvervoer besluit het hof dat er aldus tussen de partijen een voor hen bindend beding bestond volgens hetwelk de vervoerder niet optrad om de te vervoeren goederen te laden, en volgens hetwelk bovendien, indien personeelsleden van vervoerder toch handelingen van belading zouden uitvoeren, zij zouden worden beschouwd als aangestelden van de afzender zodat de vervoerder terecht een beroep deed op de ontheffingsgrond ex artikel 17, lid 4, c CMR.

 

Met deze uitspraak stelt het hof zich op één lijn met het reeds op 19 december 2005 verleende arrest van het hof van beroep van Antwerpen waarin dit principe eveneens aanvaard werd.

 

Ter zake de totstandkoming en interpretatie van deze algemene voorwaarden voor wegvervoer verwijzen wij u gaarne naar de bijdrage van Filip MELIS in het IHT (De vernieuwde algemene voorwaarden voor het wegvervoer: en nieuwe (jonge) wijn en nieuwe zakken, IHT 2021/4, p. 343-366.)